Hoewel ook journalist Menno Tamminga het er in zijn boekje 'De Vuist van de Vakbeweging' over heeft, is 'activerend vakbondswerk' niet zo heel erg bekend vakbondsjargon.
Toch hebben we hier te maken met een visie op vakbondswerk die bepaald niet spoort met enkele belangrijke, meer dan 100 jaar geleden door Henri Polak zo stevig in elkaar getimmerde vakbondsfundamenten.
Als bijdrage aan een dezer dagen te verschijnen bundel van de Burcht, het Wetenschappelijk Instituut voor de Vakbeweging, over het thema 'vakbond en werkvloer', heb ik onlangs een eerder (2018) in Zeggenschap verschenen artikel over 'activerend vakbondswerk' voorzien van een 'update'.
Die update is op zijn beurt aanleiding geweest om verder op zoek te gaan naar visie en beleidsvorming over dit onderwerp, in het heden, maar ook in het verleden van de vakbeweging, en dan met name van NVV en FNV.
Behalve vele documenten en een enkele video, hebben ook een achttal interviews geholpen scherper zicht te krijgen, niet alleen op het an sich beperkte fenomeen 'activerend vakbondswerk', maar vooral ook op de vele onderliggende opvattingen die mede bepalend zijn voor het antwoord op die ene eenvoudige vraag: wat is dat, activerend vakbondswerk?
Het gegeven antwoord blijkt vaak samen te hangen met een specifieke opvatting over de bestaansgrond van de vakbeweging - waartoe zijn wij op aarde - en over de vraag hoe die bestaansgrond te vertalen in een vakbondsprofiel - wat voor soort bond willen zij zijn. Dat de gedachten daarover ook in 2020 ver uiteen kunnen lopen blijkt uit de oplaaiende emoties over het meest recente pensioenakkoord.
Het resultaat van de naspeuringen is nu digitaal beschikbaar onder de titel 'Activerend vakbondswerk en de werkvloer Twee kanten van één medaille'.